Moeder Natuur

“Wat vind jij daar nou van”, vraag ik alsof ze voor me staat. Donderdagavond, zeven uur is het. Mijn cliënt is net naar huis. Zwaar was de sessie en ik ben moe. Geen zin in de koude hap die op me wacht. Ik ben aan warmte toe en vers.

Zal ik dat dan maar halen? Ik voel me wat bezwaard dat ik het oude eten dan weg moet gooien. Wat zou Moeder Natuur daar wel niet van zeggen. ‘Hé’, denk ik, ‘vraag het haar’. Mijn drempel naar die wereld is zo laag vandaag, dat ik me niet meer hoef te verdiepen en stel gewoon de vraag.

Ze lacht om me. “Wat dacht je van mij”, hoor ik. “Ik schep en vernietig elke dag. Zonder stroomt het leven niet. Zoveel leven wat ik maak en zoveel laat ik sterven. Je geeft aan mij terug wat ik toch heb gemaakt. Het zou zo wie zo bij mij terugkeren en vergaan. Via mij of via jou, dat is om het even. Ik houd je niet tegen.”

‘Bezwaard’ toont nu ineens zijn gelaat. Het zijn mijn ouders die spreken, omringd door de oorlogsgeneratie. ‘Zonde’ was het eten te vergooien. Er was al veel te weinig en met zoveel moeite vergaard. In overvloed verblijf ik, want niets kom ik tekort. Geen zonde is het wat ik doe, want geen tekort en geen verkwisting.

Op de composthoop schenk ik haar wat steeds nog van haar is. Ik dank haar voor haar overvloed in deze tijd en wat ik daarvan mag. Dan stap ik in mijn warme hut en eet mijn warme eten. Een ‘smile’ zie ik in de stoel opzij. “Proost”, zeg ik, “op het leven”. “Dat het je mag bekomen”, laat ze weten. “En op de dood mijn vriend”, zegt zij, “want Kali ben ik ook. Eens komt een einde aan je leven.” “En op de dood”, toost ik vrij. In haar ook geen verschrikking.